De CSRD in detail

De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) is de nieuwe Europese richtlijn die bedrijven verplicht om te rapporteren over duurzaamheidskwesties. Zij bouwt voort op de eerdere Non‑Financial Reporting Directive (NFRD) en maakt onderdeel uit van de ambitieuze Green Deal van de Europese Unie. De CSRD heeft als doel dat ondernemingen transparant rapporteren over de risico’s en kansen op het gebied van milieu en samenleving en over de impact van hun activiteiten op mensen en natuur. Deze transparantie stelt investeerders, burgers en beleidsmakers in staat om geïnformeerde keuzes te maken.

Historische ontwikkeling en juridische context

Van NFRD naar CSRD

2014 — NFRD

In 2014 werd de Non‑Financial Reporting Directive (2014/95/EU) ingevoerd. Deze verplichtte grote Europese ondernemingen om niet‑financiële informatie openbaar te maken over milieu, sociale en werknemersaangelegenheden, mensenrechten en corruptiebestrijding.

2021–2022

Voorstel en goedkeuring CSRD. In april 2021 stelde de Europese Commissie de CSRD voor als herziening van de NFRD. Het Europees Parlement en de Raad bereikten in juni 2022 een politiek akkoord en op 14 december 2022 werd de CSRD in het Publicatieblad bekendgemaakt.

2023–2024

Ontwikkeling ESRS. De CSRD introduceert European Sustainability Reporting Standards (ESRS). EFRAG ontwikkelde een eerste set die eind 2023 is gepubliceerd. De ESRS geven gedetailleerde richtlijnen voor duurzaamheidsrapportage.

2024–2025

Aanvullende regels. In 2024 werd een politic akkoord bereikt over uitstel van deadlines voor bepaalde sector‑specifieke standaarden. Op 14 april 2025 nam de EU de “Stop‑the‑clock‑richtlijn” (Richtlijn (EU) 2025/794) aan; deze stelt de toepassing van de rapportageplicht voor veel ondernemingen met twee jaar uit. Op 26 februari 2025 lanceerde de Commissie een Omnibus‑wetgevingspakket dat het toepassingsgebied van de CSRD wil beperken tot de grootste bedrijven en talrijke vereisten wil vereenvoudigen. Op 11 juli 2025 volgde een “quick‑fix”‑verordening om de eerste set ESRS te versoepelen voor bedrijven die reeds rapporteren.

Waarom de NFRD moest evolueren

Een consultatie in 2019 bracht verschillende tekortkomingen van de NFRD aan het licht. De Implementation Appraisal van januari 2021 concludeerde dat het regime onvoldoende was om betrouwbare en vergelijkbare duurzaamheidsgegevens te leveren. Belangrijke knelpunten waren:

  • Ontbrekende vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid. De NFRD liet bedrijven vrij om uiteenlopende rapportagekaders te kiezen; hierdoor varieerden de gepubliceerde gegevens sterk en misten investeerders relevante informatie.
  • Overlapping en versnippering. Verschillende nationale en internationale rapportagevereisten overlapten met de NFRD, wat leidde tot onzekerheid en dubbele rapporteringskosten.
  • Beperkt toepassingsgebied. Slechts ongeveer 11 000 bedrijven vielen onder de NFRD, terwijl de vraag groeide naar transparantie over duurzaamheidsrisico’s bij een veel grotere groep ondernemingen.
  • Gebrek aan digitalisering en audit. Respondenten vroegen om digitale tagging van gegevens en een minimum aan externe assurance om de kwaliteit te verhogen.

De CSRD kwam mede voort uit deze kritiek. Zij breidt het toepassingsgebied uit tot circa 50 000 ondernemingen, introduceert bindende standaarden (ESRS) en audit‑vereisten, en verplicht rapportage binnen één digitale en machineleesbare structuur. Daarmee corrigeert zij de tekortkomingen van haar voorganger en legt een stevige basis voor toekomstgerichte duurzaamheidsrapportage.

Toepassing in fasen (waves)

De CSRD wordt gefaseerd ingevoerd. De oorspronkelijke fasering (zonder uitstel) was als volgt:

1

Wave 1

(boekjaar 2024, rapportage 2025). Bedrijven die reeds onder de NFRD vielen (ongeveer 11 000 ondernemingen), d.w.z. grote beursgenoteerde ondernemingen met >500 werknemers.

2

Wave 2

(boekjaar 2025, rapportage 2026). Alle overige grote EU‑bedrijven en niet‑EU‑bedrijven die op een EU‑gereguleerde markt genoteerd zijn.

3

Wave 3

(boekjaar 2026, rapportage 2027). Beursgenoteerde kmo’s, kleine en niet‑complexe kredietinstellingen en captive‑verzekeringsmaatschappijen.

4

Wave 4

(boekjaar 2028, rapportage 2029). Niet‑EU‑ondernemingen met >€150 miljoen omzet in de EU en een grote dochteronderneming of een dochteronderneming met aanzienlijke omzet in de EU.

De Stop‑the‑clock‑richtlijn van april 2025 wijzigt de data: de rapportage voor wave 2‑ en wave 3‑bedrijven wordt met twee jaar uitgesteld. Daardoor beginnen deze bedrijven met hun eerste CSRD‑rapportage voor respectievelijk de boekjaren 2027 en 2028.

Reikwijdte van de CSRD

Oorspronkelijke criteria

Onder de oorspronkelijke CSRD vallen grote ondernemingen die minstens twee van de volgende criteria halen: (i) ≥250 werknemers, (ii) €40 miljoen netto‑omzet, (iii) €20 miljoen balanstotaal. Daarnaast moeten alle beursgenoteerde kmo’s rapporteren, net als niet‑EU‑bedrijven die via dochterondernemingen of filialen aanzienlijke omzet in de EU genereren (≥€150 miljoen). De CSRD brengt naar schatting 50 000 bedrijven in scope, tegenover circa 11 000 onder de NFRD.

Voorgestelde wijzigingen door het Omnibus‑pakket

Het Omnibus‑pakket van februari 2025 stelt voor om het toepassingsgebied drastisch te beperken:

  • Alleen ondernemingen met meer dan 1 000 werknemers en een netto‑omzet ≥€50 miljoen of een balanstotaal ≥€25 miljoen zouden nog verplicht zijn om volgens de CSRD te rapporteren. Volgens de Commissie zou hierdoor ongeveer 80 % van de oorspronkelijk in‑scope bedrijven buiten de verplichting vallen.
  • Voor kleine en middelgrote bedrijven die in de waardeketen van grote ondernemingen zitten, komt er een vrijwillige rapportagestandaard; grote ondernemingen mogen enkel nog beperkte informatie opvragen.
  • De regels voor derdeland‑ondernemingen worden eveneens verstrengd: deze zouden alleen rapportageplichtig zijn als zij in de EU een omzet van ≥€450 miljoen halen en een grote dochteronderneming of vestiging met minstens €50 miljoen omzet hebben.

Deze wijzigingen zijn nog niet definitief; ze moeten nog door het Europees Parlement en de Raad worden goedgekeurd. Tot die tijd gelden de huidige CSRD‑criteria.

Kernverplichtingen voor rapportage

Duurzaamheidsverklaring en dubbele materialiteit

Bedrijven moeten een duurzaamheidsverklaring opstellen als onderdeel van hun managementverslag. Deze verklaring volgt de opbouw van de ESRS en omvat vier delen: een algemeen gedeelte, gevolgd door informatie over de milieu, sociale en governance‑domeinen. De CSRD introduceert het principe van dubbele materialiteit: ondernemingen moeten zowel financiële materialiteit (hoe duurzaamheidskwesties de financiële prestaties beïnvloeden) als impactmaterialiteit (hoe de activiteiten van de onderneming de samenleving en het milieu beïnvloeden) analyseren. Een onderwerp is rapportageplichtig wanneer het aan één van beide materialiteitscriteria voldoet.

Rapporteringsinhoud

De rapportage moet gegevens bevatten over:

  • Milieuaspecten zoals broeikasgasemissies, energie‑ en waterverbruik en afvalbeheer;
  • Sociale aspecten, waaronder arbeidspraktijken, mensenrechten, diversiteit en betrokkenheid bij gemeenschappen;
  • Governance, inclusief bestuursstructuur, risicobeheer en naleving van wet‑ en regelgeving.

Digitalisering en assurance

Rapportages moeten digitaal worden getagd met het XBRL‑taxonomie en zowel mens‑ als machineleesbaar zijn. Daarnaast vereist de CSRD een externe assurance. In eerste instantie is limited assurance voldoende; de oorspronkelijke richtlijn voorzag een overgang naar reasonable assurance op langere termijn. Het Omnibus‑pakket stelt echter voor om de verplichting tot reasonable assurance te schrappen en bij limited assurance te blijven.

European Sustainability Reporting Standards (ESRS)

De ESRS zijn ontwikkeld door EFRAG en vormen de inhoudelijke basis voor CSRD‑rapportage. Naast de algemene standaard ESRS 2 zijn er tien thematische standaarden die onderwerpen als klimaatverandering, biodiversiteit, arbeidsomstandigheden en governance behandelen. Sector‑specifieke standaarden worden verwacht, maar hun invoering wordt door de Omnibus‑voorstellen voorlopig opgeschort.

Quick‑fix (11 juli 2025)

De Europese Commissie heeft op 11 juli 2025 een quick‑fix‑verordening aangenomen om de eerste set ESRS te versoepelen voor zogeheten wave 1‑bedrijven. Volgens de huidige ESRS mochten deze ondernemingen bij hun eerste rapportage over 2024 bepaalde gegevens weglaten. De quick‑fix breidt deze vrijstellingen uit tot de boekjaren 2025 en 2026. Zo kunnen alle wave 1‑bedrijven anticiperende financiële effecten, scope 3‑emissies en informatie over biodiversiteit, eigen personeel en waardeketenarbeiders blijven weglaten. Voor wave 1‑bedrijven met meer dan 750 werknemers zijn ook enkele vrijstellingen opgeschort, zoals rapportage over biodiversiteit en uitgebreide sociale indicatoren. De quick‑fix was nodig omdat wave 1‑bedrijven niet onder de “Stop‑the‑clock”‑richtlijn vallen.

Structuur en thema’s van de ESRS

De eerste set ESRS bestaat uit twee overkoepelende standaarden (ESRS 1 over de algemene principes en ESRS 2 voor algemene informatie) en tien thematische standaarden die duurzaamheidsthema’s behandelen. Hieronder volgt een overzicht van de thematische standaarden en hun subthema’s:

Milieu (E‑standaarden)

E1: Klimaatverandering

Bedrijven moeten een klimaattransitieplan opstellen en rapporteren over broeikasgasemissies, energieverbruik en klimaatadaptatie. Dit is een verplicht onderwerp, en als een bedrijf het als niet-materieel beschouwt, moet het extra rechtvaardiging geven en aangeven hoe het hier in de toekomst mee omgaat. Dit maakt rapportage over klimaatverandering in de praktijk vrijwel onvermijdelijk. Kunnen rapporteren over: GHG-emissies (vooral CO₂) op scope 1 en 2 en op scope 3 indien meer dan 750 werknemers

E2: Vervuiling

Hier ligt de focus op de impact van bedrijfsactiviteiten op water, lucht en bodem. Bedrijven moeten rapporteren over de uitstoot van schadelijke stoffen en hoe zij vervuiling beheersen en verminderen.Kunnen rapporteren over: Vastgelegde doelen voor het beheersen en verminderen van vervuiling en het meten van de voortgang ten opzichte van deze doelen Gedetailleerde informatie over de uitstoot van verontreinigende stoffen Schadelijke stoffen: informatie over de productie, het gebruik en de distributie van zorgwekkende stoffen en hun impact op gezondheid en milieu Analyse van de verwachte financiële effecten van vervuilingsgerelateerde risico's en kansen, en hoe die de financiële positie en prestaties op korte, middellange en lange termijn beïnvloeden.

E3: Water- en mariene hulpbronnen?

Bedrijven moeten informatie delen over hun waterverbruik en hoe dit de mariene ecosystemen beïnvloedt, zoals oceaandegradatie. Dit omvat ook maatregelen om negatieve effecten te minimaliseren. Kunnen rapporteren over: Geformuleerde doelen voor het duurzaam beheer en gebruik van water en mariene hulpbronnen, inclusief het meten van de voortgang ten opzichte van vastgestelde doelen en beleidsdoelstellingen Specificaties van waterverbruik en het gebruik van mariene hulpbronnen binnen bedrijfsactiviteiten, evenals rapportage over veranderingen en genomen mitigerende maatregelen Analyse van de financiële implicaties van afhankelijkheid van en invloed op water- en mariene hulpbronnen, inclusief de financiële gevolgen van milieuveranderingen en daaropvolgende bedrijfsmatige aanpassingen.

E4: Biodiversiteit en ecosystemen

Rapportage vereist inzicht in hoe bedrijfsactiviteiten biodiversiteit en ecosystemen aantasten. Bedrijven moeten laten zien welke acties zij ondernemen om schade te beperken en natuur te herstellen. Kunnen rapporteren over: Specificeren van doelen die zijn vastgesteld om biodiversiteit en ecosystemen te ondersteunen en het meten van de voortgang en prestaties tegen deze doelen Meetbare indicatoren van de impact van bedrijfsactiviteiten op biodiversiteit en ecosystemen, en de veranderingen die hierin optreden Analyseren en rapporteren van de verwachte financiële effecten van risico's en kansen met betrekking tot biodiversiteit, en hoe deze de financiële prestaties en positie op korte, middellange en lange termijn beïnvloeden.

E5: Circulaire economie

De focus ligt hier op grondstoffenbeheer, het minimaliseren van afval en het behouden van de waarde van producten en materialen. Bedrijven rapporteren over beleid, doelen en concrete cijfers, zoals het gewicht van gebruikte materialen en het aandeel hernieuwbare grondstoffen. Kunnen rapporteren over: Doelstellingen gerelateerd aan grondstofgebruik en circulaire economie Grondstof in- en uitstromen (hernieuwbaar, hergebruikt, gerecycled, gewicht in ton en % aandeel fracties) (Zie bv aankooprapporten en afvalregister) Potentiële financiële effecten van grondstofgebruik en circulaire economie-gerelateerde impacten, risico's en kansen.

Sociaal (S‑standaarden).

S1: Eigen personeelsbestand

Dit onderdeel vereist een rapportage over de eigen medewerkers van het bedrijf. Onderwerpen zijn werknemersbetrokkenheid, lonen, sociale bescherming en de algemene gezondheid en het welzijn van werknemers.

S2: Werknemers in de waardeketen

Bedrijven moeten informatie delen over hun beleid, processen en due diligence-maatregelen met betrekking tot werknemers in de gehele waardeketen. Dit omvat onderaannemers en leveranciers.

S3: Getroffen gemeenschappen

De rapportage richt zich hier op de impact van bedrijfsactiviteiten op lokale gemeenschappen. Dit omvat economische, culturele en politieke rechten van gemeenschappen, evenals specifieke rechten van inheemse volkeren.

S4: Consumenten en eindgebruikers

Bedrijven rapporteren over hun impact op consumenten en eindgebruikers, zoals privacy, persoonlijke veiligheid, sociale inclusie en vrijheid van meningsuiting.

Deze thematische standaarden vormen samen een breed kader dat bedrijven verplicht om informatie te verstrekken over zowel hun impacts als hun risico’s en kansen op deze gebieden. De sector‑specifieke standaarden worden nog ontwikkeld, maar hun invoering is voorlopig uitgesteld.

Interoperabiliteit met andere standaarden en digitalisering

De ESRS zijn ontworpen om interoperabel te zijn met andere internationale rapportageramen. EFRAG voerde een technische dialoog met de International Sustainability Standards Board (ISSB) tijdens de ontwikkeling van de ESRS. Daarnaast hebben EFRAG en de Global Reporting Initiative (GRI) een memorandum van overeenstemming gesloten om de hoge mate van overeenstemming tussen beide standaarden te benadrukken en de digitalisering (XBRL‑taxonomie) op elkaar af te stemmen. Deze interoperabiliteit voorkomt dat bedrijven dezelfde informatie meerdere keren moeten rapporteren.

Digitalisering is eveneens een kernonderdeel: rapporten moeten worden gepubliceerd in het European Single Electronic Format en digitaal getagd zijn met de XBRL‑taxonomie. EFRAG heeft een openbare consultatie geopend over de XBRL‑taxonomie voor ESRS, die bedrijven in staat stelt om elk datapunt en elke disaggregatie van de ESRS digitaal te labelen. Deze vereisten maken rapportages vergelijkbaar, betrouwbaar en deelbaar.

Recente beleidswijzigingen

Stop‑the‑clock‑richtlijn (14 april 2025)

Richtlijn (EU) 2025/794 past de toepassingsdata van de CSRD en de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) aan. Het Europees Parlement keurde de richtlijn op 3 april 2025 goed met 427 stemmen voor en 221 tegen, waarna de Raad haar op 14 april formeel vaststelde. De nieuwe regels stellen de CSRD‑rapportage voor wave 2‑ en wave 3‑bedrijven met twee jaar uit en schuiven de transpositie van de CSDDD een jaar op. De uitstel beoogt ondernemingen ruimte te geven om zich voor te bereiden en om Europese initiatieven tot vereenvoudiging af te wachten.

Bedrijfskoepels juichten het besluit toe: BusinessEurope noemde het uitstel een “belangrijke eerste stap” om de regeldruk te verlagen en benadrukte dat een tijdige en uniforme omzetting door de lidstaten cruciaal is voor rechtszekerheid. Tegelijkertijd waren er kritische stemmen. Milieu‑ en mensenrechtenorganisaties vreesden dat de stop‑the‑clock‑maatregel de duurzaamheidsambities ondermijnt; zij spraken van een “massive deregulation” en waarschuwden voor een “race to the bottom” in normen. Het tijdschrift Intereconomics wees erop dat de besparingen vooral voortkomen uit het inkrimpen van het toepassingsgebied en dat uitstel weinig meerwaarde biedt voor bedrijven op lange termijn.

Omnibus‑voorstellen (26 februari 2025)

Het Omnibus‑pakket is een ingrijpend hervormingsvoorstel dat verschillende Green‑Deal‑instrumenten, waaronder de CSRD, de CSDDD en de Taxonomie, wil vereenvoudigen door het toepassingsgebied in te perken en bepaalde verplichtingen te schrappen. Voor de CSRD voorziet het voorstel onder meer:

  • Beperking van het toepassingsgebied tot ondernemingen met meer dan 1 000 werknemers en bepaalde omzet‑ of balansdrempels;
  • Vrijwillige rapportage voor kleinere ondernemingen in de waardeketen en een waarde‑ketenplafond;
  • Schrappen van sectorspecifieke ESRS en focus op een vereenvoudigde set standaarden;
  • Schrappen van de verplichting tot “reasonable assurance” – men blijft bij limited assurance;
  • Vrijwillige toepassing van de EU‑Taxonomie voor bedrijven met een netto‑omzet onder €450 miljoen.

Volgens de Commissie moet dit pakket de administratieve lasten met circa 25 % verminderen en de concurrentiekracht van bedrijven versterken. Industriële lobbygroepen zoals BusinessEurope verwelkomden het voorstel en formuleerden vijf kernprincipes voor een geslaagd hervormingsproces: aanzienlijke lastenreductie, rechtszekerheid, coherentie, harmonisatie en het minimaliseren van negatieve impact op kmo’s.

Het voorstel stuitte echter op felle kritiek. Een coalitie van ngo’s, waaronder ClientEarth, diende op 18 april 2025 bij de Europese Ombudsman een klacht in tegen het wetgevingsproces en stelde dat de Commissie geen impactbeoordeling had uitgevoerd en geen openbare consultatie had gehouden. Politieke tegenstanders wezen erop dat de beperking van de scope de mogelijkheid ondermijnt om transitiekapitaal aan te trekken en het risico inhoudt van een “race to the bottom”.

De Commissie verdedigde het plan en stelde dat het geen dereguleringspakket is maar een vereenvoudigingsmaatregel die de groene doelen intact laat. Het Parlement en de Raad moeten de voorstellen nog goedkeuren; tot die tijd blijft de oorspronkelijke CSRD van kracht, terwijl intens lobbywerk en maatschappelijk debat voortduren.

Wat moeten bedrijven nu doen?

Hoewel sommige verplichtingen mogelijk worden uitgesteld en vereenvoudigd, is de CSRD al in werking. Bedrijven doen er verstandig aan om vooruit te blijven kijken en zich voor te bereiden. Belangrijke stappen zijn:

1. Scope‑analyse. Bepaal of de onderneming (of een dochteronderneming) binnen de huidige of voorgestelde criteria valt. Houd rekening met het mogelijke uitstel van wave 2 en 3, maar wacht niet met de voorbereidingen.

2. Double Materiality Assessment. Voer een grondige dubbele materialiteitsanalyse uit, waarbij zowel impact‑ als financiële materialiteit worden beoordeeld. Gebruik bestaande methodieken en betrek stakeholders, waaronder leveranciers.

3. Dataverzameling en gap‑analyse. Inventariseer de vereiste gegevens voor de ESRS, identificeer hiaten en start tijdig met het verzamelen en valideren van data.

4. Rapportage‑ en assurancemechanismen. Ontwikkel processen om jaarlijks een digitaal getagde duurzaamheidsverklaring op te stellen en plan externe assurance in.

5. Volg wetgevende ontwikkelingen. Houd de voortgang van het Omnibus‑pakket, de quick‑fix en eventuele sector‑specifieke normen in de gaten. De wetgeving evolueert snel; het is essentieel om tijdig bij te sturen.

Slotopmerkingen

De CSRD markeert een kantelpunt in de Europese duurzaamheidsrapportage. Zij versterkt de transparantie en de verantwoordelijkheid van ondernemingen, maar legt ook een aanzienlijke gegevens‑ en rapportageplicht op. De recente Stop‑the‑clock‑richtlijn en Omnibus‑voorstellen tonen aan dat de EU bereid is om het regelgevend kader aan te passen om een werkbare balans te vinden tussen informatiebehoefte en administratieve lasten. Voor bedrijven is het cruciaal om proactief te blijven: tijdig voorbereiden, de ontwikkelingen volgen en investeren in robuuste data‑ en rapportageprocessen zijn de sleutels tot een succesvolle implementatie.

Interacties met andere EU‑wetgeving

EU‑Taxonomie en SFDR

De CSRD staat niet op zichzelf; zij vormt samen met de EU‑Taxonomie en de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) een geheel van wetgeving om duurzame investeringen te bevorderen. De EU‑Taxonomie levert een classificatie van milieuvriendelijke economische activiteiten, terwijl de CSRD bedrijven verplicht om te rapporteren over hun omzet, investeringen en uitgaven die taxonomie‑conform zijn. De SFDR verplicht financiële instellingen om informatie te verstrekken over de duurzaamheid van hun producten. Door deze regels te integreren krijgen investeerders en stakeholders een compleet beeld van de duurzaamheidsstrategie van ondernemingen.

Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD)

De CSDDD (ook wel Due‑Diligence‑richtlijn) richt zich op de plicht tot zorgvuldigheid: bedrijven moeten negatieve effecten op mens en milieu in hun eigen activiteiten, dochterondernemingen en waardeketen identificeren en mitigeren. De richtlijn werd op 24 april 2024 aangenomen en zal vanaf 2027 van toepassing zijn.

De CSRD daarentegen is een rapportagekader dat organisaties verplicht om transparant te communiceren over hun duurzaamheidsbeleid en prestaties. Beide richtlijnen vullen elkaar aan: de CSDDD legt de procedurele stappen vast (due diligence), terwijl de CSRD zorgt dat de resultaten van deze inspanningen openbaar worden gemaakt. Ze zijn beide gebaseerd op internationale normen zoals de OESO‑richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de VN‑richtlijnen inzake bedrijfsleven en mensenrechten.

Samenhang met andere internationale standaarden

De CSRD sluit aan bij internationale rapportagenormen zoals de ISSB Standards en de GRI‑standaarden(zie §5.3). Deze samenhang stimuleert wereldwijde convergentie van duurzaamheidsrapportage en vergemakkelijkt de integratie met due diligence‑processen en financieringsverplichtingen.

Handhaving en sancties

De CSRD bevat geen uniforme Europese boetebedragen; de handhaving gebeurt door de nationale autoriteiten. De Europese Commissie vereist wel dat de sancties effectief, evenredig en afschrikwekkendzijn. Lidstaten moeten ten minste drie soorten maatregelen mogelijk maken:

  • Openbare bekendmaking: een publieke verklaring die de inbreuk beschrijft en het betrokken bedrijf noemt;
  • Gebod of verbod: een bevel tot stopzetting van de overtreding;
  • Financiële boete: een administratieve geldboete die is afgestemd op de ernst van de overtreding.

Omdat de CSRD aansluit bij de bestaande rapportagestructuren, kunnen ook sancties uit het vennootschaps‑ en financieel recht van toepassing zijn. Naast financiële boetes kan reputatieschade optreden wanneer een onderneming publiekelijk als niet‑conform wordt aangemerkt.

Start jou CSRD traject
met Sustacon

Hans en zijn team staan klaar om je te helpen bij het navigeren door de complexiteit van de CSRD. Neem vandaag nog contact met ons op om meer te weten te komen over onze diensten en hoe wij jouw bedrijf kunnen ondersteunen.

Contact
Hans Verboven